Schoonheid, tijd en ruimte.
Elke locatie of object herbergt een latente schoonheid. Ik zou kunnen zeggen dat het een subjectieve schoonheid is naargelang de ogen die ernaar kijken, maar ik zou eerder stellen dat het een subjectieve “lelijkheid” is die ervoor zorgt dat de esthetisch prikkelende aspecten van dat object worden weggeduwd door een bevooroordeeld kijkgedrag. Verval wordt beschouwd als "lelijk" maar als men die connotatie weglaat worden oxidaties contrasterende kleuren en kapotte leidingen een lijnenspel. Die objecten, zijn mijn onderwerpen.
Ik wil de mensen weer doen kijken en stilstaan bij de schoonheid van minder voor de hand liggende onderwerpen. Dat stilstaan mag men vrij letterlijk nemen want het kan en mag niet anders dat een moment van verstilling zijn bij de toeschouwer. De tijdspanne die verstrijkt tijdens het waarnemen is net zo belangrijk als de tijdspanne die verstrijkt bij het beluisteren van een liedje, alleen zijn begin en einde daar duidelijker afgebakend. Bij beeldende kunst kent men het beginpunt van het waarnemen wel, maar het eindpunt wordt gevoelsmatiger bepaald. Een jazzy jamsessie leunt daar dichter tegenaan.
De hedendaagse beeldcultuur is als een overweldigende tsunami en beelden bereiken ons via sociale media even snel als ze weer verdwenen zijn. Het gebrek aan tijd tot de volgende statusupdate vermoordt de kans op een werkelijke mening en wordt vervangen door “like”-knoppen. Een manier van kijken die duchtig concurreert met die van de beeldende kunst waarbij men een schilderij moet laten uitspreken alvorens door te klikken. Mensen durven dan wel eens snel "het spreekt mij niet aan" te gebruiken, maar ze zitten nog maar aan het voorwoord. Volgens mij is dat ook meteen een handige techniek om voor jezelf het kaf van het koren te scheiden in de beeldende kunst. Een leeg werk kan je herkennen wanneer het nog niet één volzin kan maken en dan kan je uiteraard geen dialoog aangaan.
Vervolgens mag je ook niet vergeten dat er tijd is ingebakken in een schilderij want er is tijd verstreken tijdens het maken van het werk. Wanneer ik een schilderij bekijk, ga ik soms heel dichtbij staan en probeer ik met m'n ogen archeologisch in de verf te graven, en net zoals archeologen de tijd terug te draaien, laag na laag. De totstandkoming van een schilderij draagt bij tot de kracht ervan. Net zoals je voelt wanneer er bij een gebouw constructieve stevigheid schuilgaat onder haar esthetisch uiterlijk.
Ik wil de mensen weer doen kijken en stilstaan bij de schoonheid van minder voor de hand liggende onderwerpen. Dat stilstaan mag men vrij letterlijk nemen want het kan en mag niet anders dat een moment van verstilling zijn bij de toeschouwer. De tijdspanne die verstrijkt tijdens het waarnemen is net zo belangrijk als de tijdspanne die verstrijkt bij het beluisteren van een liedje, alleen zijn begin en einde daar duidelijker afgebakend. Bij beeldende kunst kent men het beginpunt van het waarnemen wel, maar het eindpunt wordt gevoelsmatiger bepaald. Een jazzy jamsessie leunt daar dichter tegenaan.
De hedendaagse beeldcultuur is als een overweldigende tsunami en beelden bereiken ons via sociale media even snel als ze weer verdwenen zijn. Het gebrek aan tijd tot de volgende statusupdate vermoordt de kans op een werkelijke mening en wordt vervangen door “like”-knoppen. Een manier van kijken die duchtig concurreert met die van de beeldende kunst waarbij men een schilderij moet laten uitspreken alvorens door te klikken. Mensen durven dan wel eens snel "het spreekt mij niet aan" te gebruiken, maar ze zitten nog maar aan het voorwoord. Volgens mij is dat ook meteen een handige techniek om voor jezelf het kaf van het koren te scheiden in de beeldende kunst. Een leeg werk kan je herkennen wanneer het nog niet één volzin kan maken en dan kan je uiteraard geen dialoog aangaan.
Vervolgens mag je ook niet vergeten dat er tijd is ingebakken in een schilderij want er is tijd verstreken tijdens het maken van het werk. Wanneer ik een schilderij bekijk, ga ik soms heel dichtbij staan en probeer ik met m'n ogen archeologisch in de verf te graven, en net zoals archeologen de tijd terug te draaien, laag na laag. De totstandkoming van een schilderij draagt bij tot de kracht ervan. Net zoals je voelt wanneer er bij een gebouw constructieve stevigheid schuilgaat onder haar esthetisch uiterlijk.
Het klinkt een beetje simpel en stompzinnig om te stellen dat de tijdspanne van het maken, evenredig staat met de tijdspanne van het creëren ervan, maar tegelijk moet ik denken aan een uitspraak van Picasso: “Een schilderij mag nooit af zijn, want dan vermoord je het”. Als het creëren niet is “beëindigd”, kan het bekijken ook nooit ophouden of verzadigen. De laatste sluitsteen is de toeschouwer zelf, en die evolueert ook gedurig.De tijdspanne binnen een schilderij zorgt er ook voor dat een beeld rijker wordt dan een snapshot. Een goed voorbeeld zijn de impressionistische schilderijen waarbij hun gevechten met het veranderende licht ervoor zorgden dat hun beelden nooit kunnen overeenkomen met wat men in één oogopslag kan zien. Vincent Van Gogh klaagde er al over tegen zijn broer, maar ook nu nog krijgt David Hockney het benauwd wanneer het ochtendlicht tussen de bomen, samen met haar mist verdwijnt en hij de keuze moet maken tussen zijn half afgewerkte schilderij voortzetten op basis van herinnering, of alles aan te passen aan de nieuwe lichtinvallen.
De resultaten zijn meestal een samenvloeiing van diverse momentopnamen, die samen een ruimer geheel vormen. Het is een aspect dat bij mijn eigen werk ook aanwezig is, maar dan iets letterlijker.
De resultaten zijn meestal een samenvloeiing van diverse momentopnamen, die samen een ruimer geheel vormen. Het is een aspect dat bij mijn eigen werk ook aanwezig is, maar dan iets letterlijker.
Ook bij mijn werk zit tijd gevangen maar dan zonder de problematiek van vergankelijke lichtsituaties. De problematiek verandert in een opportuniteit om de diverse licht- en daardoor kleursituaties van diverse tijdstippen te gebruiken en te combineren (zie "zonnewijzer") De foto’s die ik gebruik als basis van elk van mijn werken, zijn snapshots die zonder problemen het licht van dat specifieke moment vastleggen, maar aangezien het telkens om een fotocollage gaat, betreft het vele snapshots en dus is er een tijdsverloop tussen het nemen van elke foto die wél evenredig kan staan met het tijdsverloop tussen het bekijken van elke snapshot binnen mijn collage. De focus die steeds werd verlegd dwingt de toeschouwer om de focus mee te verleggen van snapshot naar snapshot, alsof men een met elkaar versmolten stripverhaal leest. Mijn werk kan je onmogelijk in één oogopslag bekijken want het beeld vertegenwoordigt niet één maar vele oogopslagen met individuele focuspunten die aan mekaar hangen met de banen die de waarnemende ogen afleggen.
Een ander aspect van mijn werk vindt wederom haar oorzaak bij de fotocollage-basis: Ruimte, of eerder uitgerokken ruimte.
Net zoals de tijd wordt uitgerekt, wordt ook de ruimte uitgerekt door het samenvoegen van diverse perspectieven binnen één kader. De diverse facetten van een object kan men zo gelijktijdig in een beeld brengen, wat niet betekent dat men het gelijktijdig hoeft te bekijken. De opnames bestaan veelal uit close-ups, dus bijna automatisch gaan de ogen zich fixeren op de close ups omdat die vertrouwder aanvoelen dan de amorfe collage. De ogen kunnen wandelen doorheen het werk, van close-up naar close-up naar wijd beeld, van kikvorsperspectief naar vogelperspectief, van onscherp naar scherp.
De foto's die ik neem zijn voor mij als puzzelstukjes die ik sprokkel rondom mijn onderwerp. Puzzelstukjes van een nog niet bepaalde puzzel. Ze fungeren dan ook eerder als schets, aangezien er achteraf nog heel wat schilder- en tekenwerk overheen komt. Naarmate het schilderen vordert, worden de beelden ook glooiender en stabieler, want het fragmentaire van de fotocollage zorgt soms voor visuele chaos omdat alles te versplinterd is. Vroeger trok ik mij daar minder van aan en vulde ik de ontbrekende beeldvlakken eerder in, dan te bouwen aan beeldcompositie waarbinnen de diversiteit toch samenhangt in kleur en contrast. Ik wijt dat aan jeugdige nonchalance met een vleugje arrogantie, maar dan wel onwetende arrogantie. Als jonge kunstenaar wordt je euforisch door de vrijheid en mogelijkheden die "The magic world of art" je in de schoot werpt en die vrijheid wil je dan ook proeven en uiten. Wat volgens mij echter de fout is bij velen (en zo ook ikzelf toen) is dat men naar revolutionaire momenten in de kunstgeschiedenis kijkt en men zich daarop baseert en denkt: "Hoe kan ik hierop verder gaan en nog vernieuwender zijn?" Men vergeet of negeert echter het feit dat elke gemanifesteerde kunstrichting of stijl een overwinning is van een persoonlijk traject van die kunstenaar of kunstbeweging en men dus eigenlijk niet zomaar over gans dat traject kan huppelen en geloven dat men verder kan. Wie droomt van de Champs Elysees, moet eerst zijn tour de France rijden. Terugblikkend op mijn jeugdige uitlatingen, kan ik mij niet meer voorstellen dat ik een schilderij zo zou aanpakken, of eerder zou achterlaten. Ok, een werk mag nooit af zijn, zegt Picasso, maar het moet toch al levensvatbaar zijn en niet foetaal.
Doorheen de jaren brachten grootmeesters als Van Gogh, Munch, Picasso, Hockney, Freud, Monet, Michelangelo etc. mij wederom netjes naar de startmeet om mijn eigen traject te rijden, mijn beeldtaal te vormen en onze wereld naar de mijne te vertalen.
Net zoals de tijd wordt uitgerekt, wordt ook de ruimte uitgerekt door het samenvoegen van diverse perspectieven binnen één kader. De diverse facetten van een object kan men zo gelijktijdig in een beeld brengen, wat niet betekent dat men het gelijktijdig hoeft te bekijken. De opnames bestaan veelal uit close-ups, dus bijna automatisch gaan de ogen zich fixeren op de close ups omdat die vertrouwder aanvoelen dan de amorfe collage. De ogen kunnen wandelen doorheen het werk, van close-up naar close-up naar wijd beeld, van kikvorsperspectief naar vogelperspectief, van onscherp naar scherp.
De foto's die ik neem zijn voor mij als puzzelstukjes die ik sprokkel rondom mijn onderwerp. Puzzelstukjes van een nog niet bepaalde puzzel. Ze fungeren dan ook eerder als schets, aangezien er achteraf nog heel wat schilder- en tekenwerk overheen komt. Naarmate het schilderen vordert, worden de beelden ook glooiender en stabieler, want het fragmentaire van de fotocollage zorgt soms voor visuele chaos omdat alles te versplinterd is. Vroeger trok ik mij daar minder van aan en vulde ik de ontbrekende beeldvlakken eerder in, dan te bouwen aan beeldcompositie waarbinnen de diversiteit toch samenhangt in kleur en contrast. Ik wijt dat aan jeugdige nonchalance met een vleugje arrogantie, maar dan wel onwetende arrogantie. Als jonge kunstenaar wordt je euforisch door de vrijheid en mogelijkheden die "The magic world of art" je in de schoot werpt en die vrijheid wil je dan ook proeven en uiten. Wat volgens mij echter de fout is bij velen (en zo ook ikzelf toen) is dat men naar revolutionaire momenten in de kunstgeschiedenis kijkt en men zich daarop baseert en denkt: "Hoe kan ik hierop verder gaan en nog vernieuwender zijn?" Men vergeet of negeert echter het feit dat elke gemanifesteerde kunstrichting of stijl een overwinning is van een persoonlijk traject van die kunstenaar of kunstbeweging en men dus eigenlijk niet zomaar over gans dat traject kan huppelen en geloven dat men verder kan. Wie droomt van de Champs Elysees, moet eerst zijn tour de France rijden. Terugblikkend op mijn jeugdige uitlatingen, kan ik mij niet meer voorstellen dat ik een schilderij zo zou aanpakken, of eerder zou achterlaten. Ok, een werk mag nooit af zijn, zegt Picasso, maar het moet toch al levensvatbaar zijn en niet foetaal.
Doorheen de jaren brachten grootmeesters als Van Gogh, Munch, Picasso, Hockney, Freud, Monet, Michelangelo etc. mij wederom netjes naar de startmeet om mijn eigen traject te rijden, mijn beeldtaal te vormen en onze wereld naar de mijne te vertalen.